e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Banholt

Overzicht

Gevonden: 550

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borg borg: burg (Banholt) borg [SGV (1914)] III-3-1
borstel raadborstel: drǭtbǫrstǝl (Banholt) De borstel waarmee men de koperen ketel schoonmaakte. Volgens de invuller uit L 387 was een "schrobber" een heibezem waarvan de fijne, dunne takken waren afgesneden zodat met dikkere takken heide werd geschuurd. De "schuurbessem" uit L 381b was een, liefst halfversleten, zelf gebonden bezem van dunne berketwijgen of heide. [N 57, 39a] II-2
bos bos: bø̜š (Banholt) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bouwland gewande: gewande (Banholt) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
braaf braaf: braaf (Banholt) braaf [SGV (1914)] III-1-4
braakland dries: drēš (Banholt) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braambes bramelen: broëmel (Banholt) braambes III-4-3
brandblaar brandblaar: braabdblaor (Banholt) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
brandhout knuul: knuul (Banholt), vinkelhout: feuinkelhoit (Banholt), vunkelhaot (Banholt) [ZND 22 (1936)] I-7
brief brief: brēēaf (Banholt) brief [SGV (1914)] III-3-1