e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Egchel

Overzicht

Gevonden: 570

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloedzuiger bloedzuiger: idiosyncr.  bloodzūger (Egchel) bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)] III-4-2
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhood (Egchel) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bom, spon spon: spon (Egchel) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bonk- of grauwveen vlinken: vleŋkǝ (Egchel) De bovenste laag in het veen. Deze bonklaag behoort tot het voedselarme veen en bestaat voor het overgrote deel uit weinig of niet vergaan sphagnum of veenmos. Turf uit deze laag dient vooral als aanmaakturf. [I, 2e; N 27, 19a] II-4
bont als apart kledingstuk pels: pils (Egchel), vos: vos (Egchel) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont geruite langwerpige omslagdoek snurk: snurk (Egchel) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bontkraag bontkraag: boonkkraag (Egchel) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontjas: boonkjas (Egchel) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boomgaard bongerd: boŋərt (Egchel) I-7
boomstronk boks: (enkelvoud).  bóks (Egchel), poest: puusj (Egchel) boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)] III-4-3