e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Egchel

Overzicht

Gevonden: 570

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
directoire sjemieboks: [Vgl. WBD III, 1.3: directoire, sjemieboks]  sjemiebóks (Egchel) directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)] III-1-3
donderen hommelen: hómmelen (Egchel) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk hommelkoppen: hómmelköp (Egchel) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx hommel: d’n hómmel (Egchel), hómmel (Egchel) donder [N 22 (1963)] || onweer [N 22 (1963)] III-4-4
donker worden, duisteren zich avonden: ’t aovend zich (Egchel) schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
donker, duisterx duister: duuster (Egchel) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
doodskleed doodskleed: dodskleid (Egchel), doodsmantel: dodsmangkel (Egchel) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-2-2
dooien dooien: ’t dötj (Egchel), t slaakt]: ’t waer geit aaf (Egchel), Aanvulling op laatste pagina, na vraag 54: sjnië in de sliek (slijk), is de wintjer op den diek (dijk).  deujen (Egchel) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] || lokken, in de betekenis van alleen dooien waar de zon schijnt maar niet op andere plaatsen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
doopdekentje doopdoek: dōūpdook (Egchel) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleedje: dōūpklèdje (Egchel) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] III-2-2