e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blok, klos om het touw aan te spannen katrolletje: katrølǝʔǝn (Lommel) Het hulpmiddel dat dient om het touw waarmee de lading gebonden is nog strakker aan de spannen. Het gaat hier om een los stuk gereedschap, een klos, een katrol of een willekeurig ander stuk hout waaromheen of waardoorheen het touw wordt gehaald en aangetrokken. Voor dit doel kan ook de vregelstok worden gebruikt waaromheen het touw als met een knevel wordt aangedraaid. [N 18, 140; A 34, 10; add. uit N 17, 40; A 34, 9 en 12d; monogr.] I-3
blokhak blokhak: blokhak (Lommel) Een halve Franse hak, ter hoogte van 3 cm, voor damesschoenen. [N 60, 126c; N 60, 126b; N 60, 126d] II-10
blokhak [wld ii.10, p. 37] blokhak: blokhak (Lommel) Een halve franse hak, ter hoogte van 3 cm, voor damesschoenen? (blokhak?) [N 60 (1973)] III-1-3
bluf bluf: bluf (Lommel), stoef: stóf (Lommel) bluf || snoeverij, bluf III-1-4
blusbak blusbak: bløs˱bak (Lommel), lesbak: les˱bak (Lommel) De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.] II-9
blussen blussen: blussen (Lommel) blussen [ZND 23 (1937)] III-3-1
bluts bluts: bluts (Lommel), buts: buts (Lommel) Deuk: een buiging in een effen oppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, duts, bluts, dumpel) [N 108 (2001)] III-1-2
blutsen blutsen: blutsen (Lommel), butsen: butsen (Lommel) De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bochel bult: buld (Lommel), bult (Lommel, ... ) Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bodem bodem: boi̯ǝm (Lommel), bōi̯ǝm (Lommel) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13