e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bleek bleek: bleejek geziegt (Lommel), Hē is zoo blieëk (Lommel), hij is zo bleeek (Lommel), hij is zoo blèk (Lommel) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
blij blij: bléj (Lommel) blij III-1-4
blijven wachten blijven: bleiven (Lommel), blijven (Lommel) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pi̯ɛstān (Lommel) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
blik blik: blęk (Lommel) Vertind dun plaatstaal, bladmetaal. [monogr.] II-11
blikaars blikhuper: blekhuper (Lommel), blikwieper: blekwieper (Lommel), zweren op zijn gat: zweren op zijn gat (Lommel) Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker, blik). [N 107 (2001)] III-1-2
bliksem, bliksemflits bliksem: ps. omgespeld volgens Frings!  bleksəm (Lommel), weerlicht: werlixt (Lommel, ... ) bliksem || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemen weerlichten: het weerlicht (Lommel, ... ), ⁄t werlixt (Lommel) bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blikslager blikslager: blekslēgǝr (Lommel), blękslē̜gǝr (Lommel) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11
blind anker blinde anker: blendǝn aŋkǝr (Lommel) Muuranker dat aan de buitenzijde van de muur niet zichtbaar is. [N 31, 39; N 54, 123a] II-9