e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolletjes stuifmeel klompen: klompen (Lommel) Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94] II-6
bolrijs vultijd: vøltējt (Lommel) De rijsperiode na het opbollen. Bij de rijs op de bol moet men de bollen beschermen tegen afkoeling en tocht om te verhinderen dat de buitenkant der bollen uitdroogt (Schoep blz. 100). [N 29, 35c; N 29, 35a] II-1
bolster van de okkernoot bast: baast (Lommel), pel: pel (Lommel), schil: schel (Lommel) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7
bom, spon spon: spon (Lommel) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgat, spongat spongat: spongat (Lommel) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bonbon praline: Verklw. p\\rlin\\¿\\n  pərlin (Lommel), Verklw. pralin\\¿\\n  pralin (Lommel) praline III-2-3
bont als apart kledingstuk pels: ne pels (Lommel), ne pèls (Lommel), nə pels (Lommel), pels (Lommel), ai = changeais  ne pails (Lommel), B.v. pels op haar jas.  peͅls (Lommel) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || pels || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bont ɛn blāw gəslāgən (Lommel), bònt en blaaw geslagen (Lommel), paars en blauw slaan: pjes en blaaw geslon (Lommel) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek neusdoek: ny(3)̄sduk (Lommel), nøsduk (Lommel) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met zwarte kop zwartkop: zwęrtkǭp (Lommel) [N 3A, 128] I-11