e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

Gevonden: 5012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwemblaas blaasje: bø͂ͅskə (Ell), eigen spellingsysteem ue eng. girl  blueske (Ell) Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)] || zwemblaas. Hoe noemt men de blaas van een vis, het met lucht gevuld orgaan dat de vis in staat stelt in het water te zweven. [N102 (1998)] III-4-2
zwemmen zwemmen: zwumme (Ell) Zwemmen. [DC 38 (1964)] III-3-2
zwemstenen zwemstenen: zwømstęjn (Ell) Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e] II-9
zwenghout, spoorstok trekschei: trękšęi̯ (Ell) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zwerm vogels klocht: klocht (Ell) groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] III-4-1
zweten zweten: zweite (Ell) zweten [N 10a (1961)] III-1-2
zwichtstelling galderij: gɛldǝri (Ell) De omloop of galerij om de Hollandse molen vanwaar men de zeilen kan zwichten en eventueel ook de vang kan bedienen. Zie ook afb. 24. [N O, 57a; Sche 23] II-3
zwiepingen stellatten: stęllatǝ (Ell) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwik zwikpen: zwekpęn (Ell) Het houten pennetje dat dient om het zwikgat dicht te maken. [monogr.; N E, 48d add.] II-12
zwikgat zwikgat: zwek˲gāt (Ell) Het gaatje waardoor tijdens het tappen lucht in het vat kan komen en gistingslucht kan ontsnappen. Volgens de respondent uit Panningen (L 290) werd bij een gevuld vat het zwikgat tegen het stof afgesloten met behulp van een korenaar. [N E, 48a add.; A 36, 3a, add.] II-12