id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19525 | zoutpot | zoutpot: Veelal is dit een Keulse pot zâltpot (Oirlo) | zoutpot III-2-1 |
19528 | zoutvat | zoutvaatje: zâltvetje (Oirlo) | zoutvaatje III-2-1 |
19222 | zuchten | zuchten: zuchte (Oirlo) | zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4 |
21072 | zuigen | zuigen: zuge (Oirlo), zuiken: zuëke (Oirlo) | zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3 |
31642 | zuigerklep | pompenleertje: pōmpǝlɛrkǝ (Oirlo) | De (leren) klep in de pompzuiger van een zuigpomp die zich opent bij de neergaande beweging van de zuiger. Zie ook afb. 236a en 241. Volgens de invuller uit L 329 was er aan het slotleer een slotlood (slq.tlɛüt) bevestigd.' [N 64, 133k; N 66, 49k; monogr.] II-11 |
31643 | zuigerleer | pompenleer: pōmpǝlē̜r (Oirlo) | De leren omkleding van de pompzuiger die zorgt voor de afdichting tussen pompzuiger en pomphuis. [N 64, 1331 add.; monogr.] II-11 |
20286 | zuigfles | fles: de fles (Oirlo), tutfles: en tutfles (Oirlo) | zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2 |
21324 | zuinig | zuinig: zunig (Oirlo), zünig (Oirlo) | van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] || zuinig [SGV (1914)] III-3-1 |
20518 | zure haring | rolmops: rolmops (Oirlo), zure haring: zoere herring (Oirlo) | rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3 |
18032 | zure oprisping | maagzuur: maagzoer (Oirlo), ⁄t maagzoer (Oirlo), zuur: t zoer brèkt ôp (Oirlo) | Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2 |