e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwavelx zwavel: zweivel (Oirlo), zwevvel (Oirlo), ps. boven de ´ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.  zwĕvəl (Oirlo) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep zweep: zwēp (Oirlo) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweer zweer: Etter: meterrie.  zwaer (Oirlo) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)] III-1-2
zweet zweet: zwiejet (Oirlo) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwemblaas luchtblaas: lôchtblaos (Oirlo) Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)] III-4-2
zwemmen zwemmen: zweimmen (Oirlo), zwimən (Oirlo) zwemmen [RND], [SGV (1914)] III-3-2
zwenghout, spoorstok eghaam: ęxhām (Oirlo  [(incl de strengen)]  ), eghaamsklippel: ęxhāmsklepǝl (Oirlo) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren, etteren zweren: zwêren (Oirlo, ... ) etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛrm (Oirlo) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels klocht: klòcht (Oirlo), troep: troep (Oirlo), vlucht: vlucht (Oirlo) groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] || zwerm duiven III-4-1