19281 |
wijs |
wijs:
wééjs (K278p Lommel)
|
wijs
III-1-4
|
17667 |
wijsvinger |
wijsvinger:
weͅisfeŋər (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
weͅisveŋgər (K278p Lommel)
|
wijsvinger [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24461 |
wild konijn (enkelv.) |
konijn (lang/sleept.):
kenijn (K278p Lommel)
|
wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24462 |
wild konijn (meerv.) |
konijnen (kort/stoott.):
kenijnen (K278p Lommel)
|
wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24277 |
wilde eend |
eend:
ēnt/eͅnt (K278p Lommel),
wilde eend:
weldə eͅn(t) (K278p Lommel),
Frings, omgesp.
weldə eͅnt (K278p Lommel)
|
eend || eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24278 |
wilde gans |
gans:
gans (K278p Lommel)
|
gans
III-4-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
ruwkop:
rāwkoͅp (K278p Lommel),
varkenshaar:
veͅrə⁄əshoͅwər (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hondsroos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
hondsroos (K278p Lommel),
wilde roos:
-
wilde roos (K278p Lommel)
|
egelantier [ZND 01 (1922)] || rozebottelstruik (Rosa rubiginosa) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
24679 |
wilde wingerd |
wilde wingerd:
-
wilde wingerd (K278p Lommel)
|
wilde wingerd [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
32859 |
wilde zuring |
surelle (fr.):
sy`ręl (K278p Lommel),
zurkel:
zørǝʔǝl (K278p Lommel),
zørʔǝl (K278p Lommel)
|
Wilde zuring of veldzuring, een algemeen voorkomende plant met rood uitziende stelen en een losse aarachtige bloemtop die in de weiden en langs de sloten groeit: Rumex acetosa (tot 50 cm hoog) of Rumex acetosella (25 cm hoog). Botanici onderscheiden vele variëteiten, die ongetwijfeld tussen de onderstaande namen zijn terug te vinden. Naamsverwarring met de klaverzuring (Oxalis acetosella), die van een andere familie is dan de veldzuring, slechts 10 cm hoog en met drietallige blaadjes gelijkend op de gewone klaver, is zeker niet uit te sluiten. De meest voorkomende volksnamen voor deze plant bevatten het element klaver-; daarom zijn deze apart geplaatst (groep B). Onder C staan nog enkele volksnamen die doorgaans andere planten aanduiden, zoals hazebrood (voor Luzula, veldbies), hondsribbe (voor Plantago lanceolata, smalle weegbree) en suikerij (voor Taraxacum, paardebloem); zie ook de toelichting bij het lemma ''oude grassoorten''. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de hier behandelde wilde zuring die als onkruid wordt beschouwd en die de koeien niet eten (en dus moet worden bestreden) en de tamme zuring die als groente wordt gekweekt. De Limburgse volksnamen voor deze laatste plant komen ter sprake in de afleveringen over het Boerenhuis bij de moestuin. Zie afbeelding 1.' [N 14, 84a; JG 1b, 2c; L 34, 57; monogr.]
I-3
|