e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wijs wijs: wééjs (Lommel) wijs III-1-4
wijsvinger wijsvinger: weͅisfeŋər (Lommel, ... ), weͅisveŋgər (Lommel) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wild konijn (enkelv.) konijn (lang/sleept.): kenijn (Lommel) wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)] III-4-2
wild konijn (meerv.) konijnen (kort/stoott.): kenijnen (Lommel) wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)] III-4-2
wilde eend eend: ēnt/eͅnt (Lommel), wilde eend: weldə eͅn(t) (Lommel), Frings, omgesp.  weldə eͅnt (Lommel) eend || eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)] III-4-1
wilde gans gans: gans (Lommel) gans III-4-1
wilde hoofdharen ruwkop: rāwkoͅp (Lommel), varkenshaar: veͅrə⁄əshoͅwər (Lommel, ... ) hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)] III-1-1
wilde roos (hondsroos, enz.) hondsroos: verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok  hondsroos (Lommel), wilde roos: -  wilde roos (Lommel) egelantier [ZND 01 (1922)] || rozebottelstruik (Rosa rubiginosa) [DC 69 (1994)] III-4-3
wilde wingerd wilde wingerd: -  wilde wingerd (Lommel) wilde wingerd [DC 68 (1993)] III-4-3
wilde zuring surelle (fr.): sy`ręl (Lommel), zurkel: zørǝʔǝl (Lommel), zørʔǝl (Lommel) Wilde zuring of veldzuring, een algemeen voorkomende plant met rood uitziende stelen en een losse aarachtige bloemtop die in de weiden en langs de sloten groeit: Rumex acetosa (tot 50 cm hoog) of Rumex acetosella (25 cm hoog). Botanici onderscheiden vele variëteiten, die ongetwijfeld tussen de onderstaande namen zijn terug te vinden. Naamsverwarring met de klaverzuring (Oxalis acetosella), die van een andere familie is dan de veldzuring, slechts 10 cm hoog en met drietallige blaadjes gelijkend op de gewone klaver, is zeker niet uit te sluiten. De meest voorkomende volksnamen voor deze plant bevatten het element klaver-; daarom zijn deze apart geplaatst (groep B). Onder C staan nog enkele volksnamen die doorgaans andere planten aanduiden, zoals hazebrood (voor Luzula, veldbies), hondsribbe (voor Plantago lanceolata, smalle weegbree) en suikerij (voor Taraxacum, paardebloem); zie ook de toelichting bij het lemma ''oude grassoorten''. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de hier behandelde wilde zuring die als onkruid wordt beschouwd en die de koeien niet eten (en dus moet worden bestreden) en de tamme zuring die als groente wordt gekweekt. De Limburgse volksnamen voor deze laatste plant komen ter sprake in de afleveringen over het Boerenhuis bij de moestuin. Zie afbeelding 1.' [N 14, 84a; JG 1b, 2c; L 34, 57; monogr.] I-3