e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q001p plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zandsteen zandsteen: zantstin (Zonhoven) Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56] II-9
zang zang: záng (Zonhoven) Zang1: 1. Gezang; zangstuk. III-3-2
zang, bussel gelezen aren zang: zaŋ (Zonhoven), zɛŋ (Zonhoven) De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
zanglijster zanglijster: zaŋlɛjstər (Zonhoven) zanglijster III-4-1
zanglijster, lijster kleine kluister: kleen klöster (Zonhoven), kluister: klø.stər (Zonhoven), kləstər (Zonhoven), zangkluister: zangkluister (Zonhoven), zangklöster (Zonhoven) lijster [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] || zanglijster III-4-1
zaniken, zeuren zaniken: hie kà zoənəkən (Zonhoven) Hij kan zaniken (zeuren; tot vervelens toe over hetzelfde praten). [ZND 08 (1925)] III-3-1
zavelen zavelen: zǭ.vǝlǝ (Zonhoven) De wetstok insmeren met de vochtige "scherpe zavel"; zie de semantische toelichting bij ''strekel'' en de daaropvolgende lemma''s. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 83 en L 20, 28f] I-3
zedelijk slecht meisje haagekster: haochiekster (Zonhoven), klatshoertje: klatsoerke (Zonhoven), loperdje: lupperke (Zonhoven), sloerie: sloerie (Zonhoven) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] || vrouw die in het verborgene met mannen scharrelt III-2-2
zeef teems: tee.ëmes (Zonhoven), tee.ëmus (Zonhoven), inz. voor meel  tee.ëms (Zonhoven), zij: zij (Zonhoven) grote zeef || zeef III-2-1
zeef in de kalkbak rooster: rystǝr (Zonhoven) Het rooster of de zeef in de kalkbak waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. [N 30, 32d] II-9