e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smeerpoes nami: mar. protheisis: vgl. fr. "ami"met slot-n van voorafgaand lidwoord  námmie (Veulen) vuilak, smeerpoes III-1-4
smetlijn slaglijn: slaxlin (Veulen), smetlijn: smɛtlin (Veulen) Met een kleurstof ingestreken stuk touw dat gebruikt wordt om een rechte lijn af te tekenen op bijvoorbeeld een te zagen stuk hout. Het strakgespannen touw wordt daartoe in het midden opgetild en vervolgens weer losgelaten. Op deze wijze verkrijgt men een rechte lijn op het hout. De smetlijn wordt zowel door de timmerman als door de houtzager gebruikt. Zie ook het lemma ɛsmetlijnɛ in Wld II.9, pag. 161/215.' [N 50, 20a; monogr.] II-12
smetten, afschrijven smetten: smɛtǝ (Veulen) Met behulp van de smetlijn een rechte lijn aftekenen op een te zagen boomstam of ander hout. Zie ook het lemma ɛsmettenɛ in Wld II.9, pag. 216.' [N 50, 21a; N 53, 204a; monogr.] II-12
smullen pruimen: proeme (Veulen) lekker en smakelijk eten III-2-3
snijijzer snijijzer: snēj-īzǝr (Veulen) Stalen werktuig om uitwendig schroefdraad aan buizen, staven, bouten, etc. te snijden. Een veelgebruikt type bestaat uit een ronde snijplaathouder met twee handvatten, waarin een verwisselbaar, rond snijblok kan worden aangebracht. In het midden van dit snijblok zit een rond gat met schroefdraad. Enkele gaten rond dit centrale gat vormen de snijkussens. De snijblokken zijn soms aan één kant open, zodat het snijgat door middel van stelschroeven iets kan worden versteld. Zie ook afb. 92e, f, g. Voor het op volle diepte snijden van een schroefdraad moet het snijijzer twee of drie maal worden opgeschroefd. De snijkussens van het snijblok worden daarbij steeds met de stelschroeven op een nauwere afstand ingesteld. Zie ook het lemma "snijblok, snijkussen". Het snijijzer voor gasdraad is vaak voorzien van een ratel, waardoor het draadsnijden op lastig bereikbare plaatsen mogelijk is. Met de woordtypen snelsnijijzer, snelijzer en snelsnijder wordt een speciaal type snijijzer aangeduid. Met dit werktuig kan, in tegenstelling tot het gewone snijijzer, in één keer schroefdraad aan buizen, staven, etc gesneden worden. [N 33, 293-294; N 33, 297; N 64, 65a-b; monogr.] II-11
snoepen snoeperij: snoepereej (Veulen), snollen: snolle (Veulen) het snoepen || snoepen III-2-3
snoepgoed snoep: snoep (Veulen, ... ), snoepgerei: snoepgrej (Veulen), snolgerei: snolgrej (Veulen) snoep || snoepgoed III-2-3
snoepje broodbabbel: broeëdbabbel (Veulen), snoepje: snuupke (Veulen), ulevelletje: ulevelleke (Veulen), zurentje: zurentje (Veulen) snoepje || soort snoepje || verpakt snoepje in een gekleurd papiertje, waarop een spreuk staat || zuurtje III-2-3
snotneus kwajong: kwojjòng (Veulen), snothannik: snòthánnek (Veulen), snotkuiken: snòtkuke (Veulen), snotneus: snòtneus (Veulen), snotpiemel: snòtpiemel (Veulen) kleine jongen met veel praatjes || kwajongen, rekel, snotneus || kwajongen, snotneus || snotaap, snotjongen || snotneus, snotjongen III-1-4
snuiftabak snuiftabak: snuūftebák (Veulen) snuiftabak III-2-3