e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
arend van de zeis ang: ãŋ (Beverst), haak: hōǝk (Beverst), staart: stat (Beverst) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armvol armvol: ɛrmvoͅl (Beverst), ɛrǝmvǫl (Beverst) armvol (elver, speet, ervel) [ZND A1 (1940sq)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4
as, spil van de rol pegel/peel: pīl (Beverst) De in dit lemma verenigde termen betreffen ofwel (elk van) de twee, als as fungerende pinnen in de uiteinden van de houten rol, ofwel de as van de ijzeren paarderol. [JG 1a; JG 1b add.; N 11A, 184e; monogr.] I-2
asblok asblok: as˱blǫk (Beverst), lade: lǫi̯ (Beverst) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
asstroppen asbanden: as˱bɛ̄n (Beverst) De metalen beugels die dienen om de metalen karas in het houten asblok vast te houden. Zie ook afb. 195. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de asstroppen. Meestal is het een soort beugel met aan beide einden schroefdraad waarop met twee moeren een sluitstuk wordt vastgezet. Soms bestaan de asstroppen echter ook uit twee ijzeren plaatjes, één boven en één onder het asblok, die worden verbonden door twee bouten waarop twee moeren worden gedraaid (Goossens, pag. 18). [N G, 48b; JG, 1a] II-12
aswoensdag asgoensdag: aschgoensdig (Beverst), aswoensdag: aswoensdəg (Beverst) Aswoensdag. [ZND 19A (1936)] III-3-3
autoped trottinette (fr.): /  trottinet (Beverst) step [SND (2006)] III-3-2
avondmaal avondkost: oavendkos (Beverst), navondskost: noskes (Beverst) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 19 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 20 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
baantje glijden op het ijs sleuren: sjleiren (op ijs) (Beverst), sleiĕre (Beverst) Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] III-3-2
baard baard: bōͅt (Beverst), bōͅət (Beverst), vlimmen: vlęmǝ (Beverst) baard [N 10b (1961)] || De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] || een baard [ZND A1 (1940sq)] I-4, III-1-1