29793 |
achtervuur |
achtervuur:
ātǝrvī̄r (Q083p Bilzen)
|
Het gedeelte van de gebakken laag steen in een ring- of zigzagoven waar de steen nog nagloeit nadat het vuur er voorbij is gegaan. In Q 111 werd deze fase van het bakproces nakoelen (nǭkø̄̄l\) genoemd. [N 98, 142]
II-8
|
34584 |
achterwand |
achterste hoofdbred:
ātǝrstǝ ēt˱brē̜.t (Q083p Bilzen),
hoofdbred:
h˙ēbrē.t (Q083p Bilzen),
ēt˱brē̜.t (Q083p Bilzen)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
gaatje:
gaetsje (Q083p Bilzen),
polder:
Verouderd.
polder (Q083p Bilzen)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
28737 |
acryl |
acryl:
akrel (Q083p Bilzen)
|
Kunststofvezelstof op wol lijkend. [N 59, 201]
II-7
|
24438 |
adder |
adder:
adder (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17781 |
adem |
adem:
ojəm (Q083p Bilzen),
ooiem (Q083p Bilzen)
|
adem [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
ich kos nie oieme (Q083p Bilzen),
ich koͅs ni oimə (Q083p Bilzen),
kos nie oimen (Q083p Bilzen),
ojemən (Q083p Bilzen),
ooiëme (Q083p Bilzen)
|
ademen [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
bloedoër (Q083p Bilzen),
de oâre van ze verheit (Q083p Bilzen),
də ōͅdərs van zə gəzich (Q083p Bilzen),
n ôâr ôâpe snaaien (Q083p Bilzen),
ən ōͅdər oepəsnāiən (Q083p Bilzen)
|
ader [ZND 01 (1922)] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
30714 |
afbijten |
afbijten:
ǭf˱bęjtǝ (Q083p Bilzen)
|
Oude verflagen met behulp van een afbijtmiddel verwijderen. Zie ook het lemma ɛafbijtenɛ in wld II.9, pag. 209.' [N 56, 55]
II-12
|
19803 |
afdak |
afdak:
af˂dāk (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
ōͅf˂dōͅək (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
dekschuil:
dękšǫwǝl (Q083p Bilzen),
schuil:
šau̯l (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen)
|
afdak [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)] || Het afdak rondom het ovengebouw ter bescherming van de arbeiders. Zie ook afb. 25. [N 98, 149]
II-8, III-2-1
|