e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuierpaal tuierpaal: tȳrpǭl (Veulen) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuierplaats tuier: tȳr (Veulen) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11
tuiertouw, tuierketting tuierketting: tȳrkɛteŋ (Veulen) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuin hofje: Daank is \'n bluumke dat ien wennig höfkes bläöjt: dank is bij mensen soms ver te zoeken De eppelkes die de rieke mit mekaar schelle, zien d\'n duksten tied gejat uut de höfkes van de aerme: de armen zijn dikwijls de dupe van meningsverschillen van de rijken  höfke (Veulen) bloementuintje III-2-1
tuit tuit: An \'n koffietäöt zit ennen teut  teut (Veulen) tuit(je) van de koffiekan III-2-1
uienpannenkoek lokekoek: loeëkekoēk (Veulen, ... ) uienpannekoek || uienpannenkoek III-2-3
uiensoep lokensoep: loeëkesoep (Veulen) uiensoep III-2-3
uier koesuier: kuwsiǝr (Veulen) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uitwerpselen van koeien flater: flātǝr (Veulen), koeienvlaai: kuwǝflāj (Veulen) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
vaatdoek schotelslet: Och dat schòttelslet, da mikt zó mennig ki‰ndje net:Voordat de kinderen naar school gingen, werd dikwijls nog even met een \"vaatdoek\"door het gezicht gewreven, om het ergste vuil eraf te vegen  schòttelslet (Veulen) vaatdoek III-2-1