e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
trippelen beweeglijk rondlopen:   trie.pele (Gors-Opleeuw), triepele (Wellen), triepelen (Zonhoven), triepĕle (Hoeselt), trippele (Jeuk, ... ), trippelen (Alken, ... ), trīəpələ (Opglabbeek), de grond vasttreden, aanstampen:   trepǝlǝ (Meldert), trepǝlǝn (Overpelt), tri.pǝlǝ (Beringen, ... ), tri.pǝlǝn (Helchteren, ... ), trii̯pǝlǝ (Vorsen), tripǝlǝ (Aalst  [(met plankjes)]  , ... ), trī.pǝlǝ (Rukkelingen-Loon  [(met plankjes)]  , ... ), druk heen en weer lopen:   treepele (Tungelroy), B.v. lik neet zoe-e te treepele (= op en neer lopen).  treepele (Tungelroy), heen en weer draaien:   trepele (Kinrooi), huppelen:   trippele (As), ijsberen:   treepele (Tungelroy), trēpələ (Kinrooi), tri:əpələ (Neeroeteren), trippele (Neer), met kleine stapjes lopen: B.v. det maedje trippeltj wie ein hoon.  trippele (Herten (bij Roermond)), B.v. det trippelt wie n madam.  trippele (Tegelen), B.v. ein aardig maidje trippelde veur hun oet.  trippele (Neeritter), B.v. hae trippeltj in plaats van fetsuunlik te loupe (= hele korte pasjes).  trippele (Baexem), B.v. he trippelt wie ein schooljuffrau.  trippele (Grevenbicht/Papenhoven), B.v. het juffertje trippelde op haar hoge hakjes aan ons voorbij.  trippelen (Achel), B.v. het meisje trippelt.  tripələ (Gingelom), damespasje  trippele (Heerlen), dè jong triepelt wie un juffrouw  triepele (Oost-Maarland), i.e. met kleine passen gaan.  trippele (Limbricht), Vooral van preutse dametjes.  trepələ (Beverlo), Zeldzaam gebruikt voor b.v. dame met enge rok, korte pasjes...  trippelen (Bunde), mompelend heen en weer draaien:   trippelen (Eksel), op de tenen lopen:   treep`le (Kaulille), trepele (Ell), trepələ (Meeswijk, ... ), trepələn (Lommel, ... ), tri(ə)pələ (Bocholt), trie.pele (Gors-Opleeuw), triepĕlen (Hoeselt), trippele (Jeuk, ... ), trippelen (Alken, ... ), tripələ (Gingelom, ... ), trìppele (Neeritter), persen:   trippelen (Borgloon, ... ), tripǝlǝ (Herk-de-Stad), trappelen:   trēpele (Kinrooi), trie.pele (Borgloon, ... ), triepele (Houthalen), triepele(n) (Eigenbilzen), triepelen (Eigenbilzen, ... ), triepĕĕle (Hoeselt), triepĕle (Hoeselt), triepëlë (Tongeren), trieëp’le (Bocholt), triē.pele (Zolder), triēpele (Bilzen), tripele (Loksbergen, ... ), trippele (As, ... ), trippelen (Lommel), trippelə (Gennep), tripələ (Loksbergen), B.v. hae treepeltj heen en weer van ongedöldj.  treepele (Thorn), B.v. hai treepelde van ongedöljd.  treepele (Neeritter), B.v. héé stong te treepele van óngedöldj.  treepele (Leveroy), i.e. ter plaatse.  triepele (Eigenbilzen), trappelende bewegingen maken:   trebǝlǝ (Ottersum), trepǝlǝ (Baexem, ... ), trepǝlǝn (Lommel, ... ), trippelen (Eigenbilzen), tripǝlǝ (Bilzen, ... ), triǝpǝlǝ (Bocholt), tri̯pǝlǝ (Hasselt), trø̄pǝlǝ (Opglabbeek), trēpǝlǝ (Heel, ... ), trīpǝlǝ (Beverst, ... ), vlug lopen:   trepelen (Geistingen) I-11, I-2, I-9, III-1-2