| 33516 |
bos groente |
bussel:
WBD\\WLD
bössəl (Q038p Amstenrade)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 19585 |
bot mes |
koetenvilder:
kòetevilder (Q038p Amstenrade)
|
bot mes; inventarisatie schertsende benamingen (puitevilder, pierelubberke); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 34258 |
boter |
boter:
bōtǝr (Q038p Amstenrade),
botter:
botǝr (Q038p Amstenrade)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
| 34259 |
boter inleggen |
insteken:
enštē̜kǝ (Q038p Amstenrade)
|
Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.]
I-11
|
| 20885 |
boterhamworst |
hamworst:
ham-worst (Q038p Amstenrade),
schinkenworst:
sjinkewōēsch (Q038p Amstenrade)
|
hamworst /schinken- [N 06 (1960)]
III-2-3
|
| 19517 |
botervlootje |
boterpot:
boterpot (Q038p Amstenrade),
boterschoteltje:
deze wordt door gewone boeren gebruikt
boterschoteltje (Q038p Amstenrade),
botervlootje:
wordt niet veel gesproken
botervlootje (Q038p Amstenrade)
|
botervlootje [DC 23 (1953)], [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 32948 |
botteriken |
ledders:
lɛdǝrǝ (Q038p Amstenrade)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
| 33644 |
bouwland |
land:
lant (Q038p Amstenrade),
veld:
fɛltj (Q038p Amstenrade),
vɛljtj (Q038p Amstenrade)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 24719 |
boveneinde van de stam |
top:
WBD\\WLD
tup (Q038p Amstenrade)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 25491 |
bovenkant van het brood |
kruin:
krȳn (Q038p Amstenrade)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|