id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33516 | bos groente | bussel: WBD\\WLD bössəl (Amstenrade) | Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] I-7 |
19585 | bot mes | koetenvilder: kòetevilder (Amstenrade) | bot mes; inventarisatie schertsende benamingen (puitevilder, pierelubberke); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
34258 | boter | boter: bōtǝr (Amstenrade), botter: botǝr (Amstenrade) | Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11 |
34259 | boter inleggen | insteken: enštē̜kǝ (Amstenrade) | Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.] I-11 |
20885 | boterhamworst | hamworst: ham-worst (Amstenrade), schinkenworst: sjinkewōēsch (Amstenrade) | hamworst /schinken- [N 06 (1960)] III-2-3 |
19517 | botervlootje | boterpot: boterpot (Amstenrade), boterschoteltje: deze wordt door gewone boeren gebruikt boterschoteltje (Amstenrade), botervlootje: wordt niet veel gesproken botervlootje (Amstenrade) | botervlootje [DC 23 (1953)], [N 20 (zj)] III-2-1 |
32948 | botteriken | ledders: lɛdǝrǝ (Amstenrade) | De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3 |
33644 | bouwland | land: lant (Amstenrade), veld: fɛltj (Amstenrade), vɛljtj (Amstenrade) | Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8 |
24719 | boveneinde van de stam | top: WBD\\WLD tup (Amstenrade) | Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3 |
25491 | bovenkant van het brood | kruin: krȳn (Amstenrade) | [N 29, 54a; monogr.] II-1 |