e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amstenrade

Overzicht

Gevonden: 2103
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bos groente bussel: WBD\\WLD  bössəl (Amstenrade) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] I-7
bot mes koetenvilder: kòetevilder (Amstenrade) bot mes; inventarisatie schertsende benamingen (puitevilder, pierelubberke); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
boter boter: bōtǝr (Amstenrade), botter: botǝr (Amstenrade) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boter inleggen insteken: enštē̜kǝ (Amstenrade) Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.] I-11
boterhamworst hamworst: ham-worst (Amstenrade), schinkenworst: sjinkewōēsch (Amstenrade) hamworst /schinken- [N 06 (1960)] III-2-3
botervlootje boterpot: boterpot (Amstenrade), boterschoteltje: deze wordt door gewone boeren gebruikt  boterschoteltje (Amstenrade), botervlootje: wordt niet veel gesproken  botervlootje (Amstenrade) botervlootje [DC 23 (1953)], [N 20 (zj)] III-2-1
botteriken ledders: lɛdǝrǝ (Amstenrade) De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3
bouwland land: lant (Amstenrade), veld: fɛltj (Amstenrade), vɛljtj (Amstenrade) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
boveneinde van de stam top: WBD\\WLD  tup (Amstenrade) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovenkant van het brood kruin: krȳn (Amstenrade) [N 29, 54a; monogr.] II-1