e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amstenrade

Overzicht

Gevonden: 2103
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bof bof: bóf (Amstenrade) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2
bokking bokking: bökking (Amstenrade) haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhood (Amstenrade) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolster van een noot schaal: WBD\\WLD  sjààl (Amstenrade) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bomgat, spongat sponlok: šponlǭk (Amstenrade) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bomijs tichelap: correct overgenomen.  tiechəlap (Amstenrade) ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)] III-4-4
bonenkruid bonenkruidje: WBD\\WLD  bôênəkrŭŭtjə (Amstenrade, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bont als apart kledingstuk pels: pils (Amstenrade) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: bond ɛn blāuw Xəhaouwə (Amstenrade) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bontkraag pelskraag: pilskraag (Amstenrade) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3