21792 |
onbeschaamd |
<omschr.> wie een hond:
wi-j nen hónd (L417p As),
hondsachtig:
hóndsèchtig (L417p As),
onbeschaamd:
ónbesjaamd (L417p As),
onbeschoft:
ónbesjóft (L417p As)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
hel:
hè-l (L417p As),
klaar:
klaor (L417p As),
klòàr (L417p As),
klare lucht:
klaor lòcht (L417p As),
open lucht:
ōēpe lòcht (L417p As),
scherp:
sjèrp (L417p As),
zuivere lucht:
zi-jver lòcht (L417p As)
|
klaar, helder [ZND 01 (1922)] || onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
bederven:
bedérve (L417p As),
begaden:
begaaje (L417p As),
naar de kloten helpen:
nao de klōēte hèlpe (L417p As),
naar de maan helpen:
nao de maon hèlpe (L417p As),
naar de vaantjes helpen:
nao de vaantsjes hèlpe (L417p As),
verknoeien:
verknŭŭje (L417p As),
vernielen:
vernéle (L417p As),
verpieteren:
verpīētere (L417p As),
verruneren:
verrànŏĕwéére (L417p As)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21857 |
onbruikbare voorraad |
bocht:
bócht (L417p As),
rommel:
rómmel (L417p As)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
28955 |
onderarmsuçon |
zijnaad:
zęjnǭt (L417p As)
|
Puntnaad die begint onder de oksel. [N 59, 94b]
II-7
|
24637 |
ondereinde van de stam |
kont:
kónt (L417p As),
stronk:
WBD/WLD ó even gesloten als oo = voet met wortels
strónk (L417p As),
voet:
voot (L417p As),
WBD/WLD
voot (L417p As)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: het dikke uiteinde van de stam (onderaan) [N 75 (1975)]
III-4-3
|
27174 |
ondergronds |
onder:
onǝr (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
Beneden in de mijn onder de grond. [N 95, 113; monogr.]
II-5
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
himme - himmes (L417p As)
|
hemd (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
28270 |
onderkabel |
platte kabel:
platǝ kābǝl (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg, Eisden])
|
De kabel die aan de onderzijde van de liftkooien is bevestigd en tot doel heeft evenwicht te scheppen tussen de bovenkabels van beide kooien. De onderkabel is meestal plat van vorm. [N 95, 95; monogr.]
II-5
|
29059 |
onderkraag |
onderkraag:
onǝrkrāx (L417p As)
|
Het onderste gedeelte van de kraag dat niet in het zicht komt. Het materiaal voor de onderkraag is doorgaans dunne maar dichtgeweven stof. Traditioneel wordt hiervoor kleermakersvilt gebruikt (Het Beste Naaiboek, pag. 389). [N 59, 121b]
II-7
|