21362 |
roepen |
keken:
kééke (L417p As),
kwaken:
kwāke (L417p As),
roepen:
rōpə (L417p As),
schreeuwen:
sjrīēve (L417p As)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [ZND m]
III-3-1
|
22122 |
roepen van de duiven |
binnenroepen:
bénnəroopə (L417p As)
|
Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24034 |
roeping |
roeping:
rooping (L417p As)
|
Roeping. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20610 |
roerom |
boekweitse koek:
indien van boekweitmeel
bóggese kook (L417p As)
|
roerom; Hoe noemt U: Een gerecht dat bestaat uit meel, gekookt in water of melk, met stroop en vet opgediend (treot, potstroe, ruierom, potjebuul) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19606 |
roerzeef |
passe-vite:
pasviet (L417p As),
pazviet (L417p As)
|
een roerzeef of een doordrukzeef (met schroef) in de keuken || pureestamper of knijper
III-2-1
|
25088 |
roest |
roest:
ros (L417p As),
ròs (L417p As)
|
roest [ZND 06 (1924)] || roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19441 |
roestplek |
ijzermaal:
i-jzermoal (L417p As, ...
L417p As),
roestplek:
ròstplèk (L417p As)
|
ijzermaal || Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)] || roestvlek in bijvoorbeeld linnengoed
III-2-1
|
19410 |
roet |
roet:
root (L417p As)
|
Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19865 |
roet2 |
roet:
Hèè waas zuu zwart es root
root (L417p As)
|
roet
III-2-1
|