17870 |
slaan |
houwen:
būnt ɛm blòw gəhūt (L417p As),
slaan:
bunt en blaw geslagen (L417p As)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
19762 |
slaapkamer |
slaapkamer:
slōͅpkāmər (L417p As)
|
slaapkamer [ZND m]
III-2-1
|
25342 |
slachten |
slachten:
slaxtǝ (L417p As)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
klats:
klats (L417p As),
klets:
klets (L417p As),
(klats)
klets (L417p As),
lap:
lap (L417p As),
mep:
(móp)
mep (L417p As),
slag:
slaag (L417p As, ...
L417p As),
veeg:
vi-jg
véég (L417p As)
|
Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] || slag, klap, stoot [ZND 06 (1924)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22202 |
slagpennen (34) |
slagpen (mv.):
slaagpen (L417p As)
|
slagpennen
III-3-2
|
20987 |
slagroom |
slagroom:
slaagruim (L417p As)
|
slagroom
III-2-3
|
24375 |
slak |
slak:
slek (L417p As, ...
L417p As,
L417p As)
|
slak [Willems (1885)] || slak, alg. [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuis:
slekkenhoes (L417p As)
|
slakkenhuis [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
24378 |
slang |
serpent:
WBD/WLD alleen figuurl.
serpent (L417p As),
slang:
slang (L417p As),
WBD/WLD
slàng (L417p As)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] || slang [Willems (1885)]
III-4-2
|
17553 |
slank |
mager:
mager (L417p As),
schraal:
sjraol (L417p As),
smal:
smaal (L417p As)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)]
III-1-1
|