e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrolijk levendig: klein krisje waas èè bezinner lèvetig (of lèvendsjig) kèrelke doon¯r oppe bewaarsjoal zaat  lèvetig (As), plezant: plezànt (As) een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] || opgewekt III-1-4
vrouw vrouw: vro.w (As), vrouw (As, ... ), vrow (As) vrouw [RND], [RND], [ZND 04 (1924)] III-3-1
vrouw, vrouwspersoon vrouwlie: van vruimes of vruiw  vruili-j (As), wijf: een plattere en en vaak ook pej. vorm voor vruiw  wi-jf (As) vrouw || vrouwvolk III-2-2
vrouwelijk dier vrouwtje: vruike (As) vrouwelijk dier III-4-2
vrouwelijk geslachtsdeel bloempje: Lieflijker.  bleemkə (As), dahlia: i.e. dahlia, schertsend gezegd van een ouder ex (sic!).  daaljəs (As), fluit: flejt (As), kut: kit (As), mossel: Schertsend.  mossəl (As), poesje: Lieflijker.  pówskə (As), pruim: prówm (As), prut: prit (As), snee: snééj (As), spleet: splīēt (As) [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk ree geit: gèjt (As) Ree, wijfjesree [N 94 (1983)] III-4-2
vrouwelijk schaap in het algemeen germ: gęrm (As), gęrǝm (As), ooi: ōi̯ (As), ou: au̯ (As) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zoog: zoǝx (As), zuǝx (As), zūi̯ǝx (As), zūǝ.x (As) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif duif: [sic]  doef (As), duivin: doevin (As), dóuvin (As), zij: zi-j (As), zieje (As), Ev.!; pl. ziies.  zi̯iə (As) Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Hoe heet de vrouwelijke duif? [N 93 (1983)] || Wijfjesduif. [Goossens 1a (1955)], [ZND 01 (1922)] III-3-2
vrouwelijke eend eend: ēǝn (As), hen: hen (As) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12