| 23361 |
zijpad add. |
zij-ingang:
zie-ingank (L295p Baarlo)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 18360 |
zijspleet in de overrok |
schreursgat:
[Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]
schreursgaat (L295p Baarlo)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 27824 |
zijwand |
bredden:
brēi̯ǝr (L295p Baarlo),
bredje:
bretšǝ (L295p Baarlo
[(plank waarmee de kar dichtgemaakt wordt)]
),
(mv)
bretjǝs (L295p Baarlo),
zijplanken:
ziplɛŋk (L295p Baarlo)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
| 21624 |
zilvergeld |
zilvergeld:
zilvergeld (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 23502 |
zingende mis |
zingende mis:
zingende mes (L295p Baarlo)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 34083 |
zitbeenderen |
zitknoken:
zetknø̜k (L295p Baarlo)
|
Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c]
I-11
|
| 17827 |
zitten |
zitten:
zitte (L295p Baarlo)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
baom (L295p Baarlo)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 33721 |
zoden afsteken |
houwen:
hǫwǝ (L295p Baarlo),
steken:
stē̜kǝ (L295p Baarlo)
|
Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b]
I-8
|
| 17828 |
zoeken |
zoeken:
zeuke (L295p Baarlo)
|
zoeken [SGV (1914)]
III-1-2
|