id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23361 | zijpad add. | zij-ingang: zie-ingank (Baarlo) | Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
18360 | zijspleet in de overrok | schreursgat: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.] schreursgaat (Baarlo) | zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3 |
27824 | zijwand | bredden: brēi̯ǝr (Baarlo), bredje: bretšǝ (Baarlo [(plank waarmee de kar dichtgemaakt wordt)] ), (mv) bretjǝs (Baarlo), zijplanken: ziplɛŋk (Baarlo) | Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13 |
21624 | zilvergeld | zilvergeld: zilvergeld (Baarlo, ... ) | zilveren geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1 |
23502 | zingende mis | zingende mis: zingende mes (Baarlo) | Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
34083 | zitbeenderen | zitknoken: zetknø̜k (Baarlo) | Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c] I-11 |
17827 | zitten | zitten: zitte (Baarlo) | zitten [SGV (1914)] III-1-2 |
18198 | zitvlak van een broek | bodem: baom (Baarlo) | zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3 |
33721 | zoden afsteken | houwen: hǫwǝ (Baarlo), steken: stē̜kǝ (Baarlo) | Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8 |
17828 | zoeken | zoeken: zeuke (Baarlo) | zoeken [SGV (1914)] III-1-2 |