e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
abortus, verwerpen verwerpen: vǝrwɛrpǝ (Baarlo) Het uitdrijven van de vrucht voordat de normale draagtijd is verstreken en het jonge dier zijn volkomen ontwikkeling heeft bereikt. [A 48A, 9] I-11
absis priesterkoor: priesterkoeer (Baarlo) De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)] III-3-3
absolutie absolutie (<fr.): abselutie (Baarlo), absolutie (Baarlo, ... ) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt overste: euverste (Baarlo, ... ) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
achterblijver krot: krot (Baarlo), ozelaar: ōzǝlē̜r (Baarlo) Big die achterblijft in groei. [N 76, 49] I-12
achtergebleven hooi harken bijeenherken: bēi̯ęi̯nhęrkǝ (Baarlo), herken: hęrkǝ (Baarlo) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterboks: axtǝrboks (Baarlo), achterhaam: axtǝrhām (Baarlo) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterhand: axtǝrhaŋk (Baarlo), boks: boks (Baarlo) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterhoofd achterkop: achterkop (Baarlo) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achterklauw hak: hak (Baarlo) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11