28667 |
honingdrank |
mee:
mi (L324p Baexem)
|
Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
huit (L324p Baexem, ...
L324p Baexem),
höt (L324p Baexem),
kop:
kop (L324p Baexem),
kòp (L324p Baexem),
B.v. haot diene kop toe.
kop (L324p Baexem)
|
[N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
biegel:
B.v. waat haet dae ne kale biegel.
biegel (L324p Baexem),
bol:
bollə (L324p Baexem),
hoofdje:
hötje (L324p Baexem),
knor:
knoer (L324p Baexem),
kuls:
köls (L324p Baexem)
|
[N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32771 |
hoofdbalken van de eg |
balkjes:
bɛlǝkskǝs (L324p Baexem),
eegdebalken:
ē̜gdjǝbɛlǝk (L324p Baexem)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
34638 |
hoofdbord |
schot:
šǫt (L324p Baexem)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
huitfleis (L324p Baexem)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (L324p Baexem)
|
hoofdpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
33932 |
hoofdstel |
hoofdsel:
hø̜tsǝl (L324p Baexem)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|
33647 |
hoogliggende akker |
op de hoge:
opǝn hōǝgǝ (L324p Baexem),
opǝn hūgǝ (L324p Baexem)
|
De woordtypen in dit lemma duiden niet alleen op een hoogliggende akker maar ook op hooggelegen grond in het algemeen zoals hei, zandgrond, droge grond. Verder komen er ook plaatsbepalingen voor als op de hoogte en op een berg. [N 11, 2a en 2f; A 10, 4]
I-8
|
23277 |
hoogmis |
hoogmis:
də hu.əməs (L324p Baexem)
|
hoogmis [RND]
III-3-3
|