19167 |
deugniet |
deugender, een -:
‘M’
dèùgender (Q196a Banholt)
|
deugniet [SGV (1914)]
III-1-4
|
25878 |
deurtje |
deurtje:
dø̜̄rkǝ (Q196a Banholt)
|
Het ijzeren deurtje waardoor het vuur gestookt kan worden. [N 57, 8c]
II-2
|
21310 |
dief |
dief:
deeaf (Q196a Banholt)
|
dief [SGV (1914)]
III-3-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
dèanst (Q196a Banholt)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
22382 |
dobbelsteen |
dobbelsteen:
dobbelshtèn (Q196a Banholt)
|
dobbelsteen [SGV (1914)]
III-3-2
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
roekoek:
roekoek (Q196a Banholt, ...
Q196a Banholt)
|
doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)]
III-4-1
|
25120 |
donderen |
hommelen:
hommele (Q196a Banholt),
roebelen:
roebele (Q196a Banholt),
sproezen:
sjproeze (Q196a Banholt)
|
donderen
III-4-4
|
24138 |
dons, nestveren |
vlughaar:
vluuchhaor (Q196a Banholt, ...
Q196a Banholt,
Q196a Banholt)
|
donshaar || nesthaar
III-4-1
|
21311 |
dorp |
dorp:
dùrp (Q196a Banholt)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
drempel:
dø̜mpǝl (Q196a Banholt)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|