e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
te veel voederen vet voederen: vèt voorə (Beesel) Hoe heet verder in Uw dialect: te veel voederen? [N 93 (1983)] III-3-2
teek teek: teek (Beesel) teek [DC 30 (1958)] III-4-2
teelballen kloten: kloote (Beesel) [N 10c (1995)] III-1-1
teeldriftig berig: bē̜i̯rex (Beesel) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het mannelijk varken. [A 43, 20b; monogr.] I-12
teen teen: tiën (Beesel, ... ) teen [SGV (1914)] || tenen [SGV (1914)] III-1-1
tegen de bal schoppen schoppen: sjøͅpə (Beesel) Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)] III-3-2
tegenvaller strop: sjtrop (Beesel) een zwaar geldelijk verlies [krook] [N 89 (1982)] III-3-1
tegenwind kopwind: kop-winjt (Beesel) Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind tegen? [N 93 (1983)] III-3-2
telen, verbouwen kweken: kwēkǝ (Beesel) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
teleurgesteld (worden) sneu: sjneu (Beesel) in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] III-1-4