e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wasknijper spijtje: speͅi̯kəns (Beringen), speͅi̯kəs (Beringen) klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)] III-2-1
wasmand wasmand: wasmān (Beringen) In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
wastobbe, wasteil bassin: baseͅŋ (Beringen), basɛŋ (Beringen) teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
wasvrouw wasvrouw: wasvrō (Beringen) wasvrouw [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
waterblaas waterblaas: watǝrblǫwǝs (Beringen), wǭǝtǝrblǭǝs (Beringen) De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11
waterdamp, wasem dwasem: dwāsəm (Beringen), dwoͅi̯səm (Beringen) damp [ZND 33 (1940)] III-2-1
waterdichte laars waterbot: waterbòtte (Beringen), watərboͅtə (Beringen), waterstevel: waterstiebel (Beringen), wātərstībəl (Beringen) laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3
waterdorpel vensterdorpel: venstǝrdǫrpǝl (Beringen) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
waterketel, moor moor: mur (Beringen), muu̯ər (Beringen), mūr (Beringen), watermoor: wātərmōr (Beringen) de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)] || waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
waterlossing gracht: graxt (Beringen), zouw: (mv.)  zǫwǝn (Beringen) Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4