| 25450 | worst maken | worst(en) maken:
            
            worst maken (K358p Beringen) | De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
                  
                  II-1 | 
            
          
            
              
                | 22430 | worstelen | worstelen:
            
            worstele (K358p Beringen) | Worstelen. [Willems (1885)]
                  
                  III-3-2 | 
            
          
            
              
                | 20709 | worstenbroodje | worstenbrood:
            
            Syst. Frings 
              
                woͅrstəbrūt (K358p Beringen) | Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
                  
                  III-2-3 | 
            
          
            
              
                | 25451 | worstvlees en -vet kleinmaken | kappen:
            
            kappen (K358p Beringen), 
            
          
            
            
              kotteren:
            
            køtǝrǝn (K358p Beringen), 
            
          
            
            
              malen:
            
            mālǝ (K358p Beringen) | Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
                  
                  II-1 | 
            
          
            
              
                | 32970 | wortel | wortel:
            
            wǫrtǝl (K358p Beringen) | Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
                  
                  I-4 | 
            
          
            
              
                | 24500 | wortel (alg.) | wortel:
            
            woͅrtələ (K358p Beringen) | wortel ve plant [Goossens 1b (1960)]
                  
                  III-4-3 | 
            
          
            
              
                | 33718 | wortelklomp van een struik | post:
            
            post (K358p Beringen), 
            
          
            
            
              wortel:
            
            (mv) 
              
                wortǝls (K358p Beringen) | [N 27, 9c]
                  
                  I-8 | 
            
          
            
              
                | 33720 | wortels rooien | trekken:
            
            tre.kǝ (K358p Beringen) | Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c]
                  
                  I-8 | 
            
          
            
              
                | 33563 | worteltje | hofpootjes:
            
            hofpoetekes (K358p Beringen), 
            
          
            
            
              mollenstaarten:
            
            moͅləsteͅrtə (K358p Beringen), 
            
          
            
            
              winterpootjes:
            
            wentərpūtəkəs (K358p Beringen) | De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)],  [N Q (1966)] || Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
                  
                  I-7 | 
            
          
            
              
                | 17679 | wreef | wreef:
            
            vrijf (K358p Beringen), 
            
          
            
            
            wrijf (K358p Beringen) | de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)]
                  
                  III-1-1 |