e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duin zandheuvel: zandheuvel (Blerick) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duits duits: duitsch (Blerick) Duitsch [SGV (1914)] III-3-1
duivenhok duivenhok: duvehok (Blerick), til: tel (Blerick), til (Blerick) (duiven)til [SGV (1914)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duivin: douvin (Blerick), wijfjesduif: wiefkesdoef (Blerick), zij: zie (Blerick, ... ), zij-tje: ziêke (Blerick) duif, wijfje [ZND 18 (1935)] || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1
duizelig dol: dae wuurd dol (Blerick), dan wuurse dòl (Blerick), dö‧l (Blerick), zoê wûûrste dol (Blerick), zôê wûûrste dol (Blerick), duizelig: dan wuurse duu‧zeleg (Blerick), dao wuurste duuzelig van (Blerick), duuzelig (Blerick, ... ), duzelig (Blerick, ... ), zoê wûûrste duuzelig (Blerick), zôê wûûrste duu‧zeleg (Blerick), verduizeld: verduzeld (Blerick) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: doezendpoët (Blerick), idiosyncr.  dōēzendpōēt (Blerick) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
duizendschoon duizendschoon: idiosyncr.  duizendschoon (Blerick) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)] III-2-1
dunne melk blauwe melk: blau̯wǝ mɛlk (Blerick), magere melk: māgǝrǝ mɛlk (Blerick) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
dunne sjaal dasje: deske (Blerick), dunne sjaal: dunne sjaal (Blerick) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3
durven durven: dörve (Blerick), dörven (Blerick) durven [SGV (1914)] || durven (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4