e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivel duivel: dēͅivəl (Bree), di-jvel (Bree) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] || Een duivel. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
duiven ringen ringen: ringe (Bree) 1. Voorzien van een ring. III-3-2
duivenhok duivenhok: dűvǝnhǫk (Bree), duivenkooi: de duivekoei (Bree), dui.vəkūii (Bree), duvǝkūǝi̯ (Bree), dűvǝkű̄i̯ (Bree), duivenkot: doovekoet (Bree), duivenspijker: de duuvespieker (Bree), duivenspieker (Bree), døu̯vǝspēi̯kǝr (Bree), dûvespi-jker (Bree), dűvǝspīkǝr (Bree), spijker: spi.kər (Bree), spikǝr (Bree), spēi̯kǝr (Bree), til: tel (Bree) 1. Duiventil. || Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duivenkot. [Willems (1885)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenmelker melker: mölker (Bree) 1. Man die melkgevend vee en ... duiven melkt! III-3-2
duivenslag slag: slax (Bree), spijker: spikǝr (Bree), wipplank: weplà.ŋk (Bree), wepplā.ŋk (Bree) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duivin: dûvin (Bree), wijfje: wiefke (Bree) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] III-4-1
duizelig dol: doa weerste dûl van (Bree), dūl (Bree), dûl (Bree, ... ), duizelig: di-jzelig (Bree, ... ), doa weerste di-jzelig van (Bree), dûzelig zeen (Bree), verduizeld: hèè waas hiêl verdi-jzeldsj (Bree), verdiezelsj (Bree) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
duizeling, duizeligheid duizeling: duuzeling (Bree) duizeling, duizeligheid [ZND m] III-1-2
duizendblad duizendblad: deuizendblaat (Bree), dø̄i̯zǝnt˱blāt (Bree) Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad [DC 42b (1967)] I-5, III-4-3
duizendpoot duizendpoot: Bree Wb.  dûzendpuut (Bree), duizendpoter: duzəntput(ər) (Bree) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2