e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haastig gejaagd: gejaagd (Bree), haastig: hoastig (Bree), hoort men ook  hoastig (Bree), meer gebr.  hèèstig (Bree), met lengteteken op de e  hestig (Bree), met lengteteken op de o  hòstig (Bree), mi-jn nònkel is hèèstig gestorve  hèèstig (Bree) haastig [ZND 01 (1922)] || vol ongeduld of blijk gevend van zijn ongeduld [haastig, hacht, drij] [N 85 (1981)] III-1-4
hagedis ekvis: spec.: zwarte waterhagedis  ēͅkvēs (Bree), hagedis: hagedis (Bree) hagedis [ZND m] || hagedis, de gewone, lacerta agilis [ZND 47 (1950)] III-4-2
hagelslag muisjes: Besji-jt möt mi-jskes  mi-jskes (Bree), muizenkeutelen: Van chocolade- of suikermuisjes verkl. mûzekiêtelke  mûzekiêtel (Bree) chocoladekorrels || hagelslag III-2-3
hagelsteen, hagelkorrel hagelsteen: hagelstein (Bree), hāgəlstein (Bree), hàgəlsteͅin (Bree) hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)] III-4-4
hak hak: hak (Bree, ... ), hakje: hɛkskǝ (Bree), hiel: hę̄l (Bree), krebber: krɛbǝr (Bree), vers: vars (Bree) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] || Werktuig om de grond los te hakken, spade met een gekromd blad. Het gereedschap had een algemeen doel en diende, behalve om te wieden, ook voor andere doeleiden, zoals het schrapen (van strooisel of mest), het egaliseren van te diep uitgereden karresporen, het aanhogen van aardappelen (vergelijk het lemma Aanaardhak), enz. Deze nevendoeleinden zijn hier en daar in de benamingen terug te vinden. [N 11, 88; N 12, 45; N 15, 4 en 6a; N 18, 37, 40 en 41; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 42, 40; monogr.] I-5, II-10
hak van een schoen hak: den hak (Bree), hak (Bree, ... ), hiel: den heel (Bree), pollevij: Een hand.  poləvei (Bree), Grote hand.  poləvei (Bree), vers: de vars van eine sjoon (Bree), vars (Bree) hak (van de schoen) [ZND B1 (1940sq)] || hak van de schoen [N 07 (1961)] || hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)] || hoe heet het achterdeel van de schoen (fr. talon) ? [ZND 29 (1938)] || Kent u het woord pollevie? Uitspraak en betekenis. toelichting: wat wordt hiermee bedoeld? [ZND 48 (1954)] III-1-3
hak van het blad van de zeis hak: hak (Bree), vars: vars (Bree) Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
haken crocheteren (<fr.): crochetère (Bree), crochteren (Bree), kraštērə (Bree), krosjetère (Bree), haken: hoake (Bree) Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] || Manier van handwerken waarbij met een metalen pen met een weerhaak een lussenweefsel wordt vervaardigd (haken, crocheteren, stroppen) [N 79 (1979)] III-1-3
hakken, wieden met de hak hakken: hakǝ (Bree) Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
hakmes heep: hiep (Bree), wapen: woape (Bree) breed hakmes || een kleine bijl om dunner hout te klieven III-2-1