e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Broekhuizen

Overzicht

Gevonden: 1136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham (kinderwoord) bam: Syst. WBD  bam (Broekhuizen) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met kaas kazenboterham: Syst. WBD  kieëzenbotram (Broekhuizen) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterhamworst boterhamworst: botramwaors (Broekhuizen) boterhamworst [N 06 (1960)] III-2-3
bouwland `: fē̜.lt (Broekhuizen), land: lant (Broekhuizen), veld: vɛlt (Broekhuizen) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwvoor nerf/erf: dǝn ɛ̄ ̝rǝf (Broekhuizen) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1
bovendeel van de rug pokkel: poekel (Broekhuizen), poekelrijje (Broekhuizen), pottemars: pottemarse (Broekhuizen), rug: op de rug rijden (Broekhuizen), slip: beej vader op de slup zitte (Broekhuizen) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-1
braaf zoet: zeut (Broekhuizen), ⁄t kīēnd is zeut (Broekhuizen) braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4
braakliggen zomervoren: zomǝrvōrǝ (Broekhuizen) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes braamberen: broembèr (Broekhuizen), bru̞mbē̝ͅrə (Broekhuizen) braam(bessen) [RND] || braambes [Roukens 03 (1937)] III-4-3
braambessen braamberen: brumbē̜rǝ (Broekhuizen) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5