17637 |
schouder |
schouder:
šjòwer (Q035p Brunssum)
|
schouder [SGV (1914)]
III-1-1
|
17638 |
schouderblad |
schouderblad:
schouwurblaat (Q035p Brunssum),
sjouwərblààt (Q035p Brunssum)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18679 |
schoudermanteltje |
pelerine (<fr.):
pellerien (Q035p Brunssum),
pelerinetje (<fr.):
pellerienke (Q035p Brunssum)
|
schoudermanteltje [pelderien, pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29984 |
schraag |
schraag:
šrāx (Q035p Brunssum)
|
Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.]
II-12
|
28382 |
schraapgoot |
kratsband:
kratsbanjtj (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Inrichting voor het hellend transport van kolen en stenen bestaande uit een onder- en een bovengoot, waardoor een ketting zonder eind door middel van een motor wordt voortbewogen. Aan de ketting zijn schrapers bevestigd, die de in de bovengoot geschepte materialen transporteren. [N 95, 653; N 95, 604; monogr.; Vwo 328; Vwo 646; Vwo 658; Vwo 660; Vwo 692]
II-5
|
28096 |
schraapinstallatie |
schraapbak:
(mv)
šrapbākǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Toestel, bestaande uit een aantal bakken zonder bodem die met behulp van een lier langs het koolfront heen en weer worden getrokken. De bakken zijn, aan de lange zijde die naar het koolfront is gericht, voorzien van messen waarmee de kool wordt losgeschraapt. Een korte zijde van de bak, namelijk die, welke naar de bovenkant van de pijler is gericht, is voorzien van een scharnierende klep. Deze klep opent zich bij de opwaartse gang, neemt de op de vloer liggende kolen op en brengt deze afwaarts mee om ze daar te deponeren, waar de opwaartse gang opnieuw begint. De volgende bak brengt deze kolen weer een eind afwaarts totdat tenslotte de laatste bak aan de voet van de pijler zijn inhoud op het vervoermiddel in de afvoergalerij schuift. [N 95, 603]
II-5
|
18133 |
schram |
krats:
krats (Q035p Brunssum),
kráts (Q035p Brunssum),
schamp:
schamp (Q035p Brunssum),
schram:
šjroam (Q035p Brunssum),
šjroame (Q035p Brunssum),
striem:
štroam (Q035p Brunssum),
štroame (Q035p Brunssum)
|
schram [SGV (1914)] || Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)] || schrammen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
kratsen:
krats (Q035p Brunssum),
kratse (Q035p Brunssum),
krátsə (Q035p Brunssum)
|
schrammen (ww) [SGV (1914)] || Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17947 |
schrede |
pas:
pás (Q035p Brunssum),
trede:
treĕ (Q035p Brunssum),
trè (Q035p Brunssum)
|
Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)] || schrede [SGV (1914)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
kwaken:
kwaakn (Q035p Brunssum),
kwieken:
kwīkǝ (Q035p Brunssum),
schreeuwen:
ie v. pier
šjriewe (Q035p Brunssum)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] || schreeuwen [SGV (1914)]
I-12, III-3-1
|