18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
doofkleed (Q121a Chèvremont),
luier (Q121a Chèvremont),
pisdoch (Q121a Chèvremont),
zeeverlepsje (Q121a Chèvremont)
|
doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18253 |
[falie] |
sluier:
sléjer (Q121a Chèvremont),
voile (fr.):
vool (Q121a Chèvremont)
|
sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
31697 |
aaks |
aaks:
aks (Q121a Chevremont)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
31252 |
aambeeld |
amboss:
ambos (Q121a Chevremont)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
27734 |
aan het front |
aan het front:
an ǝt frǫnt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
[N 95, 474; N 95, 927; N 95, 398; monogr.]
II-5
|
25067 |
aandeel, part |
klats:
kletsj (Q121a Chèvremont),
koop:
koof (Q121a Chèvremont),
portion (du.):
portsiejoeën⁄ (Q121a Chèvremont),
rantsoen:
ratsiejoeën⁄ (Q121a Chèvremont)
|
portie
III-4-4
|
20965 |
aangeschoten |
aangedronken:
Hee is e bis-je aa¯jedrónke
aa’jedrónke (Q121a Chèvremont),
een schwips (du.) haan:
Inne sjwieps han: aangeschoten zijn Verklw. sjwieps-je
inne sjwieps han (Q121a Chèvremont)
|
aangeschoten
III-2-3
|
20350 |
aangetrouwd |
aangetrouwd:
aa’jetrouwd (Q121a Chèvremont)
|
aangetrouwd
III-2-2
|
27907 |
aanhangkap |
voorhangkap:
vyrhaŋkap (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Algemene benaming voor verschillende typen metalen kappen die bij ondersteuning in pijlers toegepast worden. Er bestaan verschillende soorten pijlerkappen, zoals de Haarmannkap, de Gutehoffnungshüttekap en de Van Werschkap. Pijlerkappen kunnen los naast elkaar worden geplaatst, maar ze kunnen ook onderling met elkaar worden verbonden. Daarnaast zijn er kappen die aan de reeds bestaande kunnen worden bevestigd en tegen het dak rusten en dit voorlopig ondersteunen zonder dat er een stijl onder is geplaatst. Dit type kap wordt vooral toegepast in mechanische pijlers waar een stijlenvrij koolfront noodzakelijk is (MBK III pag. 92-93). [N 95, 609; N 95, 363]
II-5
|
19975 |
aanhitsen |
aanheksen:
aa’hekse (Q121a Chèvremont)
|
aanhitsen
III-2-1
|