e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaap schaap: sxōp (Eksel), sxǭp (Eksel) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaapherder scheper: sxø̜pǝr (Eksel) Herder die de schapen hoedt, al of niet in dienst van een baas. Het lemma ''schaapherder'' is reeds behandeld in wld I.6 (1.3.16). Onderstaande gegevens zijn een aanvulling daarop. [N 78, 1; JG 1a, 1b; N 19, L 292 add.; monogr.] I-12
schaarde kartel: kartəl (Eksel), schaarde: sxārt (Eksel) Kerf of breuk in het scherp van een mes (schaard, schaar, schaal) [N 79 (1979)] || schaard, stukje uit den snijkant van een mes [ZND 06 (1924)] III-2-1
schaats schaats: schaits (Eksel), schats (Eksel), schatsen (Eksel), schàtz (Eksel) een schaats [schaverdijn, schofferdijn, schrikschoen] [N 112 (2006)] || Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [Lk 01 (1953)] || Schaats. III-3-2
schaatsen schaats rijden: schaatsrijen (Eksel), schaatsen: sxaətsə (Eksel), sxaətsən (Eksel), sXàtsən (Eksel), NB euverzètten: het ene been voor het andere plaatsen.  schàtzen (Eksel) Ik ga schaatsenrijden. [ZND 06 (1924)] || Schaatsen. || Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] || Schaatsenrijden. [ZND B1 (1940sq)] || Zich voortbewegen op schaatsen [schaatsen, schaverdijnen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schaatsenrijder schaatser: schätser (Eksel), schaatsertje: schátserke (Eksel), tenenbijter: tinnebieter (Eksel), waterspin: watterspin (Eksel) schaatsertje: Hoe noemt u het insect dat met schokkende bewegingen over het water lijkt te schaatsen? Het lijf van het insect staat op lange poten op het water. [N100 (1997)] III-4-2
schaatsijzer ijzer: i.zər (Eksel), mes: mes (Eksel) stalen onderdeel van een schaats [ijzer, mes, snee] [N 112 (2006)] III-3-2
schabbernak schabbernak: schabbernak (Eksel) wonderlijk kledingstuk [schabbernak] [N 86 (1981)] III-1-3
schaduw, lommer schaai: schaoj (Eksel) schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schaften schoften: schoften (Eksel) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] III-3-1