e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schokken slaan: slǭn (Gennep) Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97] I-13
schokschouderen de schouders optrekken: de schouwers ŏŏptrèkke (Gennep), schouwers optrekke (Gennep) schokschouderen [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schol schol: WLD  schòl (Gennep) Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] III-2-3
schommel rui: rööj (Gennep), rø͂ͅj (Gennep, ... ), rööje is in het noordlimburgs op-en-neer of heen-en-weer gaan  rööj (Gennep), schommel: De schoemels zien dr wèr óp de kèrmes.  schoemel (Gennep), rööje is in het noordlimburgs op-en-neer of heen-en-weer gaan  schoemel (Gennep) Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || schommel [SGV (1914)], [SND (2006)] || Schommel bestaande uit een dik touw, waarvan de uiteinden aan een boomtak zijn bevestigd, met een jutezak in de lus. || Schommel, dikke vrouw die zich schommelend voortbeweegt. III-3-2
schommelen ruien: rø͂ͅjə (Gennep), Pas óp, as ge nog èkkes rööjt óp dèn tak, brèkt ie af.  rööje (Gennep), schommelen: schoemele (Gennep) Schommelen. || Schommelen; waggelen; zoeken (de zaak overhoop halend). || Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
school school: sxoͅl (Gennep) school [RND] III-3-1
schoolhoofd hoofd: hoofd (Gennep) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1
schoolkinderen schoolkinderen: sxolkindər (Gennep) schoolkinderen [RND] III-3-1
schoolopziener schoolopziener: schŏlŏŏpziener (Gennep) schoolopziener [SGV (1914)] III-3-1
schoon, rein proper: proper (Gennep) Rein, schoon, als gevolg van het poetsen (schoon, proper) [N 79 (1979)] III-2-1