e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schransen eten wie een schurendresser: ëte wie ’nne sjeurendëser (Gronsveld), goed van aannemen zijn: good van aonnëme zién (Gronsveld), hem een verknauwelen: ’m ’nne verknawele (Gronsveld), hem een verkopen: ’m ’nne verkoüpe (Gronsveld), hem een vermeubelen: ’m ’nne vermuübele (Gronsveld), hem een verperen: ’m ’nne verpère (Gronsveld), hem een verpeuteren: ’m ’nne verpuütere (Gronsveld), hem een versauzen: ’m ’nne versawze (Gronsveld), hem een versoppen: ’m ’nne versoppe (Gronsveld), hem een verzolen: ’m ’nne verzaole (Gronsveld), vreten: vrëte (Gronsveld), vreten wie een: vrëte wie ’nne roûjn (Gronsveld), vreten wie een paard: vrëte wie e përd (Gronsveld), vreten wie een wolf: vrëte wie ’nne woüf (Gronsveld), zich begaden: zich begaoje (Gronsveld), zich get derinhouwen: zich get drién hoûwe (Gronsveld), zich get in zijn gieles houwen: zich get ién z’nne giéles hoûwe (Gronsveld), zich get in zijn kustijk houwen: zich get ién z’n kösteek houwe (Gronsveld), zich laden: zich laoje (Gronsveld) eten (als een paard) || eten (bijzonder veel -) || eten (graag veel) || vreten III-2-3
schrede trede: trèj (Gronsveld) Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)] III-1-2
schreeuwen keken: këke (Gronsveld), kē̜kǝ (Gronsveld), schreeuwen: sjriewe (Gronsveld) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] I-12, III-3-1
schrijftafel, bureau bureau: buroo (Gronsveld) bureau III-2-1
schrikachtig schouw: šūǝu̯ (Gronsveld) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrikkeljaar schrikkeljaar: sjrikkeljaor (Gronsveld) Schrikkeljaar. III-3-2
schrikken schrikken: sjrekke (Gronsveld), verschrikken: versjrikke (Gronsveld), verslaan: versjloën (Gronsveld), zich verschrikken: zich versrikke (Gronsveld) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schrobben de stoep schrobben: de sjtop sjrobbe (Gronsveld), de straat keren: de straot keire (Gronsveld), schrobben: sjrôbbe (Gronsveld) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schrobbezem schrobbezem: sjrobbessem (Gronsveld), schrobborstel: sjrōbbuustel (Gronsveld) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag stootzeeg: štut˲zē̜x (Gronsveld) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12