20789 |
schransen |
eten wie een schurendresser:
ëte wie ’nne sjeurendëser (Q193p Gronsveld),
goed van aannemen zijn:
good van aonnëme zién (Q193p Gronsveld),
hem een verknauwelen:
’m ’nne verknawele (Q193p Gronsveld),
hem een verkopen:
’m ’nne verkoüpe (Q193p Gronsveld),
hem een vermeubelen:
’m ’nne vermuübele (Q193p Gronsveld),
hem een verperen:
’m ’nne verpère (Q193p Gronsveld),
hem een verpeuteren:
’m ’nne verpuütere (Q193p Gronsveld),
hem een versauzen:
’m ’nne versawze (Q193p Gronsveld),
hem een versoppen:
’m ’nne versoppe (Q193p Gronsveld),
hem een verzolen:
’m ’nne verzaole (Q193p Gronsveld),
vreten:
vrëte (Q193p Gronsveld),
vreten wie een:
vrëte wie ’nne roûjn (Q193p Gronsveld),
vreten wie een paard:
vrëte wie e përd (Q193p Gronsveld),
vreten wie een wolf:
vrëte wie ’nne woüf (Q193p Gronsveld),
zich begaden:
zich begaoje (Q193p Gronsveld),
zich get derinhouwen:
zich get drién hoûwe (Q193p Gronsveld),
zich get in zijn gieles houwen:
zich get ién z’nne giéles hoûwe (Q193p Gronsveld),
zich get in zijn kustijk houwen:
zich get ién z’n kösteek houwe (Q193p Gronsveld),
zich laden:
zich laoje (Q193p Gronsveld)
|
eten (als een paard) || eten (bijzonder veel -) || eten (graag veel) || vreten
III-2-3
|
17947 |
schrede |
trede:
trèj (Q193p Gronsveld)
|
Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
keken:
këke (Q193p Gronsveld),
kē̜kǝ (Q193p Gronsveld),
schreeuwen:
sjriewe (Q193p Gronsveld)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)]
I-12, III-3-1
|
19728 |
schrijftafel, bureau |
bureau:
buroo (Q193p Gronsveld)
|
bureau
III-2-1
|
33816 |
schrikachtig |
schouw:
šūǝu̯ (Q193p Gronsveld)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
sjrikkeljaor (Q193p Gronsveld)
|
Schrikkeljaar.
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
schrikken:
sjrekke (Q193p Gronsveld),
verschrikken:
versjrikke (Q193p Gronsveld),
verslaan:
versjloën (Q193p Gronsveld),
zich verschrikken:
zich versrikke (Q193p Gronsveld)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
19661 |
schrobben |
de stoep schrobben:
de sjtop sjrobbe (Q193p Gronsveld),
de straat keren:
de straot keire (Q193p Gronsveld),
schrobben:
sjrôbbe (Q193p Gronsveld)
|
schrobben [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
schrobbezem:
sjrobbessem (Q193p Gronsveld),
schrobborstel:
sjrōbbuustel (Q193p Gronsveld)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31753 |
schrobzaag, sleutelgatzaag |
stootzeeg:
štut˲zē̜x (Q193p Gronsveld)
|
Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330]
II-12
|