e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: h"p (Hamont, ... ), høp (Hamont, ... ) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || heup [N 10b (1961)] || heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)] III-1-1
heupjicht flerecijn: flørəsin (Hamont) flerecijn (heupjicht; Fr. sciatique) [ZND 01u (1924)] III-1-2
heuvel, kleine hoogte berg: berg (Hamont), bergje: een bergsken (Hamont), ə beͅrgskən (Hamont), heuvel: nən hø̄vəl (Hamont), hoogte: ps. of toch omspellen volgens Frings: [wan j$xt\\]?  wan jöxtə (Hamont) heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel hak: hak (Hamont), hiel: hil (Hamont), vers: vers (Hamont) hiel || hiel (van den voet) [ZND 01u (1924)] || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): koͅntərəfūər (Hamont) konterfoor III-1-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hei aort nò zi vôôdər (Hamont), hij aard noar zie voader (Hamont) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen hijgen: higə (Hamont), steunen: stø̄nǝn (Hamont) [JG 1a, 1b]zij hijgen (naar adem) [ZND 01u (1924)] I-11, III-1-2
hijgen naar adem, reutelen hijgen: hij hiegt (Hamont), kreunen: hij kreunt (Hamont), reutelen: hij reutelt (Hamont) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hik hik: hek (Hamont, ... ) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelblokje scherf: schɛrəf (Hamont) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2