25217 |
luchtx |
lucht:
locht (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
ps. omgespeld volgens Frings.
lø͂ͅxt (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
stekje:
stɛkskə (L286p Hamont),
zwaveltje:
zwēͅvəlkə (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont,
L286p Hamont),
zweͅvəlkə (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
zu lø͂ͅj as nən ēzəl (L286p Hamont),
zu lø͂ͅj as ə verəkən (L286p Hamont)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
rieke lui (L286p Hamont),
Bijv. rijke lui.
løͅij (L286p Hamont),
mensen:
de meensen zien vandaag ammel boeten in ⁄t veld en aan ⁄t mêjen (L286p Hamont),
də mensə zin vandāch aləmōͅl butən oͅpt feͅld ont meͅjən (L286p Hamont),
minsən (L286p Hamont),
rikə mēnsən (L286p Hamont)
|
De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || lui (I) || mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
26319 |
luias |
luibalk:
lø̜jbalǝk (L286p Hamont)
|
De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
18878 |
luid schreien |
afbeuken:
ààfbéúkə (L286p Hamont),
afkweken:
aafkwèken (L286p Hamont),
ààfkweekə (L286p Hamont),
beuken:
ook materiaal znd 28, 53
beuken (L286p Hamont),
brullen:
brullə (L286p Hamont),
schreeuwen:
ook materiaal znd 28, 53
schruĕwen (L286p Hamont),
schruwən (L286p Hamont),
schrøͅwən (L286p Hamont)
|
afbeuken, als kind veel wenen || afkweken; als kind veel wenen || brullen, luid wenen || luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] || veel en luid huilen
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
de klok luuiën (L286p Hamont),
də kloͅk lyjən (L286p Hamont)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
tlyt vør də mēͅs (L286p Hamont),
’t luidt veur de mês (L286p Hamont)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
20478 |
luier |
doek:
duk (L286p Hamont),
windel:
wéndels (L286p Hamont),
wéndəl (L286p Hamont)
|
luier (kinderdoek) [ZND 01u (1924)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] || luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
20281 |
luiermand |
kindskorf:
kenskeurf (L286p Hamont),
kenskèùrəf (L286p Hamont),
luiermandje:
luurmandje (L286p Hamont)
|
korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|