20711 |
beschuitbol |
mastel:
Syst. Frings
məteͅlə (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Beschuitbollen, éénmaal gebakken en niet doorgesneden (bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
Syst. Frings
bəsxy(3)̄təpap (L286p Hamont),
bəsxytəpap (L286p Hamont)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
bellen:
bø̜l (L286p Hamont)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
21532 |
besteken |
besteken:
iemət bestèken (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
imət bĕstɛ̄kən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)]
III-3-1, III-3-2
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vāst weͅr (L286p Hamont)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
bēər* (L286p Hamont)
|
bes
I-7
|
21471 |
betalen |
betalen:
ge moet geld hemmen om te kunnen betalen (L286p Hamont),
ge moet gelit hemmen om te kunnen betoalen (L286p Hamont),
geei moet gèld hemmen om te kunne betaolen (L286p Hamont),
gə mut geͅlt heͅmmən oͅm tə kønnə bətōͅlən (L286p Hamont),
geld e sleepend
ge moet geld um te kunnen betoalen (L286p Hamont),
ps. omgespeld volgens Frings.
bətoͅələn (L286p Hamont)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
bətéútərt (L286p Hamont),
hej stont do beteutert te kikn (L286p Hamont),
hēj stet do bətøtərt te kīken (L286p Hamont),
ook materiaal znd 32, 67
bətø̄tərt (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
er vanaf:
hij was er hiel van aaf (L286p Hamont),
heel vanaf:
ook materiaal znd 32, 67
er hiel van aaf (L286p Hamont),
juste of hij tot geen twee kan tellen:
žyst ofi toͅt gön twīə kan tälən (L286p Hamont),
uit zijn lood:
ut zi lūət gəslāgən (L286p Hamont),
ook materiaal znd 32, 67
ut zi lūət geslāgən (L286p Hamont)
|
beteuterd || beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
attraperen (<fr.):
atrapērən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
pakken:
pakken (L286p Hamont)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
dichttrekken:
de loxt treͅkt dext (L286p Hamont)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|