e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loterij loterij: Afl. sub loten.  leue.terèè (Hasselt) Loterij. III-3-2
luchthamer piqueur: pikø̜̄r (Hasselt [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) De door samengeperste lucht aangedreven hamer waarmee de houwer in de pijler de steenkool delft. [N 95, 808; monogr.; N 95, 760 add.; Vwo 30; Vwo 487; Vwo 598; Vwo 603; div.] II-5
luchtpijpen loospijpen: luəspēpə (Hasselt), luchtpijpen: lochpijpe (Hasselt), loͅxpēpə (Hasselt), luchtpijp (Hasselt) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1
luchtx lucht: loch (Hasselt, ... ), lox (Hasselt, ... ), loͅx (Hasselt, ... ), ps. omgespeld volgens Frings.  loͅ.x (Hasselt, ... ), loͅ.xt (Hasselt, ... ), loͅx (Hasselt, ... ) lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] III-4-4
lucifer solferstekje: soͅlfərstɛkskə (Hasselt, ... ), stekje: stekske (Hasselt), støͅkskə (Hasselt, ... ), stɛkskə (Hasselt, ... ), stokje: støͅkskə (Hasselt) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)], [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
lui lui: ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)  lē (Hasselt), zoe lèè as e ve.rreke  lèè (Hasselt), mottig: (h) weur nog te mottig vir op te stoa.n  mottig (Hasselt) lui || lui, traag [ZND 01 (1922)] III-1-4
lui (lieden) lui: Alleen nog als tweede lid (bijv. vrouwlui...).  lej (Hasselt), mensen: de mensə zən vandāch amōͅl obən akər ən zən an tmā[ə}n (Hasselt), də mensə zen vandāch aləmø͂ͅloͅpətfeltantmājə (Hasselt), də mensə zən vandāch amaol aobən akər ən zən an tmā[ə}n (Hasselt), mɛnsə (Hasselt) De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || lieden || mensen [RND] III-3-1
luid schreien grijnen: grèène (Hasselt), grijnzen: grèène: heftig weinen  gri.nse (Hasselt), ook materiaal znd 28, 53  grēnsə (Hasselt), janken: ook materiaal znd 28, 53  jangke (Hasselt), janke (Hasselt, ... ), keken: ook materiaal znd 28, 53  kiekə (Hasselt), schreeuwen: ook materiaal znd 28, 53  sxrievə (Hasselt) grienen || heftig weinen || luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4
luiden luiden: loëien (Hasselt), luien (Hasselt), luijen (Hasselt) Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] || Luiden. [ZND m] III-3-3
luiden voor de mis luiden: het loeït (Hasselt), het luït (Hasselt) Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3