e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slak slak: slek (Hasselt, ... ), sleͅ.k (Hasselt) slak [Willems (1885)] || slak, alg. [ZND 06 (1924)] III-4-2
slakkenhuis karakol: kàrkoͅl (Hasselt) slakkenhuis [ZND m] III-4-2
slang slang: slang (Hasselt, ... ), slāŋ (Hasselt) slang [Willems (1885)], [ZND m] III-4-2
slangetje s-je: Syst. Frings  eͅskə (Hasselt), eͅskəs (Hasselt), ɛskəs, eͅskəs (Hasselt), slangetje: Syst. Frings  slɛŋskəs (Hasselt), strontje: Syst. Frings  strintjšəs (Hasselt) Slag- of s-vormige gebakjes (slengskes, esse?) [N 16 (1962)] || Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)] III-2-3
slappe koffie afwaswater: aa.fwaswáter (Hasselt), caf van scherpenheuvel: Syst. Frings Koffie van Scherpenheuvel: omdat de bedevaarders in de retauratiehuizen gewoonlijk dunne koffie kregen (d# k[n z\\ sxrp\\nev\\l d[r z\\n)  kafi van sxɛrpənevəl (Hasselt), caf-?: Syst. Frings  kafiterəskə (Hasselt), kalverdrank: ka.lleverdra.nk (Hasselt), klits: Syst. Frings  klets (Hasselt), merenzeik: mèrrezee.k (Hasselt), pis: pis (Hasselt, ... ), schotelwater: scheue.telwáter (Hasselt), sxø̄ətəlwá.tər (Hasselt), sleures: Syst. Frings  sløres (Hasselt), slø̄rəs (Hasselt) dunne, smakeloze vloeistof, inz. soep en koffie || kalverdrank, d.i. koffie met veel melk || schotelwater, d.i. slappe koffie || slappe koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] || waterkoffie III-2-3
slappe vilten hoed feutrehoed (<fr.): fötər(h)uət (Hasselt), slaphoed: [sic; vgl. informant 2: slephu\\t]  slĕbuwt (Hasselt), [sic]  slephuət (Hasselt), sliphoed: slep(h)uət (Hasselt) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] || hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht bemesten zich kapot boeren: zix kapǫt˱ boǝrǝ (Hasselt) Het gebruik van weinig of geen mest of van mest van slechte kwaliteit heeft tot gevolg dat de opbrengst gering is en de grond uiteindelijk uitgeput raakt. Een gevolg hiervan is weer dat het bedrijf er op achteruit gaat. Als redenen voor slechte bemesting kunnen genoemd worden: armoede, gierigheid of ondeskundigheid. [N 11, 26; N 11A, 31; JG 1b add.] I-1
slecht gesneden hengst klophengst: klǫphęŋs (Hasselt), piet: pit (Hasselt), pī.t (Hasselt) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht mens, slechte kerel belhamel: belhamel (Hasselt), crapule (fr.): krapuul (Hasselt), deugniet: deegeni-jt (Hasselt), deegniet (Hasselt), ⁄n deegenièt (Hasselt), judas: djudas / djiedas (Hasselt), schooier: schoeijer (Hasselt), schurk: schurk (Hasselt), slechterik: slechterik (Hasselt), smeerlap: smierlap (Hasselt), ⁄n smierlap (Hasselt), vagebond: ie vagebond (Hasselt), innen echte vagebond (Hasselt), vaken: ie verke (Hasselt), varken: tweede en laatste e dof  verreke (Hasselt), voyou (fr.): voyoe (Hasselt) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-1-4
slecht van bouw hol: hø̄ǝ.l (Hasselt) De antwoorden van de correspondenten doelen vooral op een hol paard met ingevallen flanken en uitstekende heupen. Vgl. het lemma ''harmonisch van bouw'' (4.3.1). [N 8, 62k, 62l en 78a] I-9