20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
jong (L328p Heel),
liefste:
leefste (L328p Heel),
vrijer:
vrieer (L328p Heel),
vriejer (L328p Heel),
vriejər (L328p Heel)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstaondje (L328p Heel, ...
L328p Heel),
vrijer:
vriejər (L328p Heel)
|
Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20334 |
jongste kind |
scharkoekje:
sjerkeukske (L328p Heel)
|
Andere benaming van: wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)]
III-2-2
|
21335 |
jood |
jood:
joet (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
jood [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
judas (L328p Heel)
|
Judas [SGV (1914)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffer:
juffer (L328p Heel),
juffrouw:
juffrouw (L328p Heel)
|
hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)] || juffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
33958 |
jukriem |
draagriem:
drāxrēm (L328p Heel)
|
Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12]
I-10
|
18192 |
jurk |
kleed:
wae motte det kleid gans losmake veur det wae het kinne verangere (L328p Heel)
|
Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (L328p Heel),
kinnebakkes:
kìnnəbakkəs (L328p Heel)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
raak:
raake (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel),
rake (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|