e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziek ziek: zeek (Horst) ziek [SGV (1914)] III-1-2
ziekte ziekte: ziekte (Horst) ziekte [SGV (1914)] III-1-2
ziel ziel: zeel (Horst) ziel [SGV (1914)] III-3-3
zien, kijken kijken: kieke (Horst), zien: zēn (Horst), zi (Horst) kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)] III-1-1
zigzageg, s-eg zigzag[eg]: zex˲zax˱[eg] (Horst) Een als zaadeg en/of als onkruideg gebruikte ijzeren eg, die vaak meerdelig is en waarvan de hoofdbalkjes (waarin ook de tanden zitten) zigzag- of S-vormig zijn. Zie de afb. 60 en 61. Voor ''eg'' en ''eg'' zij verwezen naar het lemma ''eg''. [JG 1b add.; N 11, 70 + 72 + 88 add.; N 11A, 169k; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2
zijde zij: pien in de ziej (Horst), pien in de zīēj (Horst), ziej (Horst) zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] III-1-1
zijn neus snuiten snuiten: snutte (Horst), uitpoetsen: de neus oetpoetse (Horst) snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)] III-1-2
zijn tevredenheid betuigen stuiten: stuute (Horst) zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)] III-1-4
zijn woede luchten uitrazen: oëtraoze (Horst) zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)] III-1-4
zijspleet in de overrok schreursgat: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]  schreursgaat (Horst, ... ) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3