e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoonmoeder schoonmoeder: sjoeënmooder (Itteren) schoonmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonouders schoonouders: sjoeënauwers (Itteren) schoonouders [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonvader schoonvader: sjoeënvader (Itteren) schoonvader [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzoon schoonzoon: sjoeënzoon (Itteren) schoonzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzuster schoonzuster: sjoeënzuster (Itteren), zwegerse: zwiegerse (Itteren) schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)] III-2-2
schoppen in het kaartspel schoppen: schuppe (Itteren) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)] III-3-2
schors schil: šel (Itteren) De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.] II-12
schors (alg.) schil: WLD  sjel (Itteren) De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)] III-4-3
schors van naaldbomen schil: WLD  sjel (Itteren) De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)] III-4-3
schreeuwen keken: keeke (Itteren), kwaken: kwaake (Itteren) luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] III-3-1