e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruim pruim: praam (Jeuk) [ZND 34 (1940)] I-7
prutsen broddelen: (de). (ps. ik weet niet wat invuller hiermee bedoelt?).  bredelle in een breiwerk (Jeuk), frutselen: frutsele (Jeuk), prullen: preule (Jeuk), smodderen: smoddere (Jeuk, ... ), versmodderen: versmoddere (Jeuk), zemelen: zemelen (Jeuk) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] || nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)] || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] III-1-4
prutser pot-char (<fr.): potchaar (Jeuk), potst, een - (?): potchtj (Jeuk) iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] III-1-4
prutswerk geknoei: wa ə geknoei (Jeuk), geknommel: wa en geknoemel (Jeuk), gesmodder: wa en gesmodder (Jeuk), slap werk: wa en slap werk (Jeuk), smodderij: smodderij (Jeuk), smodderwerk: smodderwerk (Jeuk) slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)] III-1-4
puber gamine-tje: meisjes  gaminekes (Jeuk), kwajongen: jongens  kajonge (Jeuk), meidje: meisjes  mĕtskes (Jeuk), puber: puber (Jeuk) iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] || puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)] III-2-2
puimsteen pierre ponde: pjē̜rǝ pǫŋǝ (Jeuk  [(vergelijk Waalse ponde ø̄schilderenø̄)]  ), puimsteen: pø̜jmstęj.n (Jeuk) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
puistjes brobbels: broebels (Jeuk) Puistjes (bobbels, broebels, bulten). [N 109 (2001)] III-1-2
punaise punaise (fr.): punaise (Jeuk) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] III-3-1
punt van het blad van de zeis bek: bęk (Jeuk) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
punt, stip tikje: tikske (Jeuk) een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] III-4-4