e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knielen knien: [vgl. Du. knien knielen.]  ziech kneie (Kerkrade) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
knielkussen kniekussen: kneikusse (Kerkrade) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen treuren: trauwre (Kerkrade) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepe (Kerkrade) Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] III-1-2
knikken buigen: bøjǝ (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Winterslag, Waterschei]), door de knieën gaan: dørx dǝ knęjǝ jǫn (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), in de knieën gaan: en dǝ knęjǝ jǫn (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), knicksen: kniksǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Gezegd van een stijl die door te zware belasting doorbuigt. [N 95, 357; monogr.] II-5
knikker frankhuif: frankef (Kerkrade), frenkef (Kerkrade), /  frenkef (Kerkrade), Das für Kerkrade belegte frankef ist wohl als Kontamination von benachbartem huuf und frank zu erklären, während frankel eine im Rheinland und Limburg (Simpelveld, Schaesberg, Waubach, Rimburg, Eigelshoven, Vaals) vielfach vorkommende Diminutivform ist. Oder ist es unter Einfluss des marbel-Typus entstanden?  frankef (Kerkrade) knikker [SND (2006)] || Lemen knikker. || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || Murmel. III-3-2
knikkeren frankhuiven: frenkeve (Kerkrade), klitsen: Man lässt zwei auf einander gelegte Murmeln zu Boden fallen.  klietsje [klitšə} (Kerkrade) Knikkeren. || Murmelspiel. III-3-2
knikkerkuiltje kuil: koel (Kerkrade, ... ), kuiltje: kuulsje (Kerkrade), stuikkuiltje: sjtoekkülsje (Kerkrade) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] || Knikkerkuiltje. III-3-2
knikkers laten rollen: knikkeren frankhuiven: frenkeve (Kerkrade) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkertermen klits: klietsj (Kerkrade), liemelen: liemele (Kerkrade), ringschieten: rinksjisse (Kerkrade), vingervals: vingervals (Kerkrade) Bepaald knikkerspel. || Foetelen bij het knikkerspel door de vinger te lang aan de knikker te houden. || Gezegd als de knikker te vroeg van de duim glijdt. || Klik (bij knikkerspel). III-3-2