e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
viooltje chris-oogje: driekleurig  kris’eugs-je (Kerkrade), viooltje: viuelke (Kerkrade) I-7
vis, algemeen vis: visj (Kerkrade), vø.š (Kerkrade) vis III-4-2
vishengel hengel: hen’gel (Kerkrade), visgaard: visj’jeët (Kerkrade), visgarde: visjjeëd (Kerkrade), visgetuig: *Kerkrade Wb.  visj jetsuuch (Kerkrade) hengel || Hengel. || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2, III-4-2
vissen vissen: visje (Kerkrade) Vissen. III-3-2
vissnoer snoer: sjnoar (Kerkrade) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlaai vladem: vlaam (Kerkrade), Syst. WBD  vlaam (Kerkrade), Verklw. vleëmsje  vlaam (Kerkrade) vla || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met deegdeksel appeltoeslag: ap’pelsouwsjlaag (Kerkrade), toeslag: tsou-sjlaag (Kerkrade), tsouw’sjlaag (Kerkrade), Syst. WBD  tsou-sjlaar (Kerkrade) appelvla overdekt met een deeglaag || appelvlaai met deegbedekking || Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg appeltaart: ap’peltoeët (Kerkrade), ledderenvladem: led’derevlaam (Kerkrade), rillen-taart: rielÒ’letoeët (Kerkrade), taart: toe-èt (Kerkrade), Syst. WBD  tōêt (Kerkrade) appelvlaai met reepjesdeeg || vla met deegstrookjes || vla met reepjes deeg || Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjesdeeg taart: toeët (Kerkrade) laddertjesvla III-2-3
vlaaienvulling appelspijs: voor de vla  ap’pelsjpies (Kerkrade), spijs: sjpies (Kerkrade), sjpies woeët jemaad va eppel, proemme, abrikoeëze en óch va ries  sjpies (Kerkrade), Syst. WBD  sjpīēs (Kerkrade) appelmoes || vlavulling || Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3